Verhaaltjes voor het slapen gaan..

Ik sta in de kroeg aan mijn biertje te nippen wanneer een man mij aanspreekt. Hij is overduidelijk op strooptocht en denkt met zijn zogenaamde charmes indruk op mij te kunnen maken. Niets is minder waar, hoe dichter hij tegen mij aan komt te staan om in mijn oor zijn verhaal te doen, hoe onbehagelijker ik word. Dan gaat de deur van de kroeg open. Ik kijk naar de deuropening en vang jouw blik.

Wat fijn je te zien!

Twee helderblauwe ogen kijken recht in mijn ziel. ‘Hey, wat fijn om je te zien!’, roept de jongen met de blauwe ogen terwijl hij op mij afgesneld komt en soepel mijn opdringerige aanbidder aan de kant schuift. ‘Sorry man, deze hoort bij mij’, glimlacht hij naar hem. Zijn blik keert terug naar mij en de andere jongen druipt met zijn staart tussen de benen af. Ik kijk recht in de blauwe ogen en geef hem een verlegen glimlach. ‘Dankjewel, hij bleef maar aandringen’, zeg ik hem. ‘Ik zag het! En geen bedankje nodig. Tim! – hij geeft me een voorzichtige zoen op de wang – hoe heet jij?’. Ik vertel hem hoe ik heet en we belanden in gesprek dat geen eind lijkt te hebben.

Ik moet gaan

‘Ik ga naar huis’, zegt hij plots. ‘Morgen weer vroeg op! Bedankt voor de leuke avond’. Hij pakt zijn jas en geeft me een lange fijne omhelsing. Dan laat hij zijn blik net iets te lang in mijn ogen rusten. Maar ik doe niets, ik sta aan de grond genageld, overrompeld door deze heerlijke persoonlijkheid. Hij wacht nog even, geeft me dan een zachte kus op mijn wang, een laatste glimlach en draait om en loopt weg. ‘Geniet nog van je avond! ‘.

Hij wil je!

Wanneer hij de kroeg verlaten heeft sta ik nog altijd verdwaasd voor mij uit te staren. Dan komt een vriendin van me naar me toe. ‘Zo hallo, wie was dat?’. Ik geef aan dat ik deze jonge man eigenlijk niet ken, maar dat hij me gewoonweg kwam redden van een irritante opdringerige kroegbezoeker. ‘Heb je zijn nummer?’, vraagt ze. ‘Nee, niet gevraagd eigenlijk’. ‘Maar je zag toch dat hij jou wilde!’, roept ze uit. Langzaam begin ik weer te landen en besef ik me dat ik zojuist een hele leuke man tussen mijn vingers door heb laten glippen. Ik grijp mijn jas van de kapstok en spurt naar buiten. ‘Go go go!’, hoor ik mijn vriendin nog roepen.

Je was er nog?

Ik wurm me door de inkomende mensen de kroeg uit. In de haast maak ik buiten op de stoep precies voor het café een enorme uitglijder. Het is glad buiten, was ik even vergeten. Beduusd en met enige vorm van gêne probeer ik op te krabbelen, wanneer ik een arm op mijn schouder voel. ‘Zal ik je omhoog helpen?’, hoor ik een warme stem. Mijn blik gaat langzaam omhoog. Dan kijk ik voor de tweede keer die avond in twee helderblauwe ogen. ‘Jij bent het!’.